Vechten tegen machtsmisbruik 1: wat hebben professionals daarmee te maken

Professionals en macht, een lastige verhouding

Als het gaat om macht, dan staan professionals onder aan de ladder in organisaties. Maar goed ook zou je denken, professionals moeten zich met de inhoud van hun professie bezighouden. Dat heb ik professionals veel horen vertellen in gesprekken die ik daarover met hen mocht houden. Een terugkerende kern in die verhalen is als volgt te formuleren.

Ik ben iemand van de inhoud. Met macht heb ik daarom niets, en helemaal niet met politieke spelletjes en de macht daarin. Toch krijg ik er steeds meer mee te maken. Ik probeer me wel op een afstand te houden maar dat lukt niet. Ik heb daar last van en ben bang dat dit alleen maar erger wordt. Ik raak steeds vaker betrokken bij de politieke spelletjes die anderen spelen, maar ik ben daar helemaal niet in geïnteresseerd. Misschien moet ik toch meer meedoen, maar hoe houdt ik dan ethisch mijn rug recht?

De professionals die me dit vertelden hielden van hun professie, waren trots op hun professionele vermogen en keken neer op de spelletjes waar anderen in verwikkeld waren. Ze wilden niet meedoen op dat gebied, keken neer op het politieke vermogen dat voor het spelen ervan nodig was, met ethische oordelen die dat ondersteunden.

In deze en twee volgende blogs wil ik laten zien dat professionals in meer complexe posities niet alleen een inhoudelijke taak hebben, maar ook een taak om met het machtsspel dat daarbij hoort goed te spelen. Dat vraagt een politieke vermogen dat ze vanuit professionele opleiding niet meekregen. En het vraagt een meer complexe moraal dan de regel dat macht niet mag. Ik maak daarbij gebruik van het verhaal van Jan den Boer, humanistisch geestelijk verzorger in het leger in de tijd dat het verhaal speelt. Zijn inhoudelijke taak als professional is te omschrijven als het ondersteunen van militairen bij het reflecteren over zichzelf, over hun werk en leven, en de grote problemen waarmee ze zich geconfronteerd zien.

Machtsmisbruik in het schoolbataljon

Ik werkte al twee jaar als humanistisch geestelijk verzorger bij het Schoolbataljon in Ermelo. In dit Schoolbataljon kregen nieuwkomers in de krijgsmacht, uit het onderwijs afkomstige jongens en meisjes onder de 20 jaar gedurende 3 maanden samen, als één lichting, een introductieopleiding. Aan het einde van de periode werd bepaald wie mocht doorgaan, en van wie afscheid zou worden genomen.

De opleiding werd verzorgd door militairen, kaderleden, onder leiding van compagniescommandanten met aan het hoofd een pelotonscommandant. Het waren met name de kaderleden die als professionals de adspirant militairen opleidden, hen beoordeelden en advies gaven over doorgaan of afscheid nemen.

Mijn persoonlijk oordeel na twee jaar werken op het Schoolbataljon was op dat moment dat er veel zaken gebeurden die niet hoorden plaats te vinden, zelfs strafbaar waren. Zo waren er enige militairen bij mij geweest met klachten in de relationele sfeer. Met name vrouwelijke leerlingen beklaagden zich er over dat ze als een vuilniszak gedumpt werden na eerst een liefdesrelatie te hebben gehad met een kaderlid. Binnen het kader gold bij sommigen de regel “iedere lichting een nieuw liefje”.

Zelfs waren mij verhalen bekend (uit de eerste hand) van zwangerschappen en abortussen van jonge meisjes die n.b. zelfs voorgedragen werden voor ontheffing uit de opleiding aan de Commissie Van Advies op grond van niet opleidbaar zijn doordat ze de eindoefening niet had uitgelopen. Bij de onderdeelsarts en mij was bekend dat het kwam door bloedingen t.g.v. een onlangs ondergane abortus en hierdoor was betrokkene flauw gevallen. N.B., die voordracht kwam van de verwekker van het “ongelukje”.

De schade beperkte zich niet tot die vrouwelijke leerling, want ook de mannelijke leerling werd daardoor slachtoffer. Als een kaderlid door had dat een mannetje (leerling) viel op een vrouwtje (leerlinge) en dat was toevallig een vrouwelijke leerling waar hij wel wat in zag dan had die mannelijke leerling zijn langste tijd op het schoolbataljon ook wel gehad. Vele leerlingen had ik bijgestaan die werden voorgedragen voordrachten om uit de opleiding te worden ontslagen.

Destructief machtsspel met leerlingen

De kaderleden waren voor hun taak goed opgeleide professionals. Het verhaal laat zien hoe die professionals een machtsspel speelden met jonge, onervaren leerlingen. Hoe gebeurde dat? Macht is naast (open) communicatie een middel om mensen te beïnvloeden en tot bepaalde keuzes te brengen. Als communicatie wordt gebruikt, dan kunnen mensen via het gebruik van argumenten en het ontwikkelen van vertrouwen proberen de ander tot bepaalde keuzes te brengen, maar wel zo, dat die ander alle vrijheid behoudt om zelf te bepalen wat hij kiest. Als macht wordt gebruikt om een ander tot bepaalde keuzes te brengen, dan gebeurt dat onder druk van positieve of negatieve sancties.

  • De kaderleden hadden een formele positie en taak, die hen grote invloed verschafte op de keuze tijdens of aan het einde van deze eerste periode, wie verder mocht en wie afsscheid moest nemen. Ze gebruikten die macht als sanctiemogelijkheid om meisjes tot seks te dwingen of concurrerende jongens te lozen. Ze gebruikten die macht tegelijk als drukmiddel om mogelijk verzet bij voorbaat de kop in te drukken.
  • Voor de jonge mensen zullen de kaderleden representanten zijn geweest van militairen die zij ook wilden worden. Personen tegen wie ze opzagen, die konden wat zij niet konden, die waren wat zij niet waren. Dat gaf de kaderleden psycho-sociale macht, het vermogen via negatieve of positieve oordelen een leerling zelfvertrouwen te geven of te laten lijden onder minachting.

Destructief machtsspel met de leiding

Je zou denken, dat leerlingen tegen dit machtsspel in verzet zouden komen. Natuurlijk zijn er die dat niet durven. Maar wie echt slachtoffer wordt zou toch moeten kunnen toepstappen naar de leiding. Om hun invloed met succes te kunnen uitoefenen moesten de kaderleden hun machtsspel uitbreiden.

De kaderleden waren de maatstaf van zo ongeveer van alles en hun superieuren hadden er nauwelijks vat op. In het latere vonnis van de militaire kamer van de rechtbank in Arnhem staat letterlijk “In de periode waarin een en ander zich afspeelde was in de kring van de verdachte en de andere hiervoor genoemde kaderleden spraken van een onfrisse cultuur die mede kon ontstaan en blijven bestaan omdat de leiding van het Schoolbataljon door de betrokken kaderleden zo veel mogelijk onwetend werd gehouden van relaties tussen kaderleden en leerlingen. In veel gevallen ook lijkt sprake van calculerend gedrag.”

Verder kreeg ik te maken met kaderleden die onderling een sterk netwerk hadden ontwikkeld, elkaar steunden en dekten, die ten zeerste werden vertrouwd door de bataljonscommandant en meerdere compagniescommandanten. Een van de compagniescommandanten zei mij later eens “Jan, ik ben met andere ogen naar mijn kader gaan kijken. Tot de dag van het vonnis hebben ze mij recht in de ogen kijkend bezworen dat ze er niets mee te maken hadden en dat het allemaal gelogen was en bij de rechter heb ik ze stuk voor stuk alle aanklachten zien en horen bekennen”.

De kaderleden ontwikkelden met elkaar een beschermend strategisch netwerk. Ze ondersteunden elkaar en zorgden ervoor dat niemand uit de school klapte. Aanvullend ontwikkelden ze een sterke vertrouwensrelatie met de leiding van het bataljon, de compagniescommandanten en bataljonscommandant. Aan hun woorden werd niet getwijfeld. Leerlingen die zich zouden proberen te beklagen liepen een groot risico niet serieus te worden genomen. Het was dan hun woord tegen het woord van vertrouwde kaderleden.

De positie van de geestelijk verzorger

Jan kreeg als geestelijk verzorger te maken met dit gebeuren. Iemand met veel ervaring, in een onafhankelijke positie. Hij zou dit toch gemakkelijk kunnen doorbreken?

Ik heb als geestelijk verzorger de plicht tot vertrouwelijkheid. In mijn omgang met de aspirant-militairen betekende dit, dat ik in mijn handelen altijd afhankelijk was van de instemming van die militairen. Ik kon pas naar buiten treden, als zij daar toestemming voor gaven. Die toestemming kreeg ik niet, ieder was zo bang om weggestuurde te worden, dat ik geen mogelijkheid had om naar de vertrouwensvrouw toe te stappen, die in de krijgsmacht dit soort problemen aan moest pakken. Ik was met handelen en voeten gebonden.

De morele uitdaging: welk politiek-moreel kompas te gebruiken?

Jan kwam in deze situatie voor een morele uitdaging te staan. Als ik niets doe wordt ik medeverantwoordelijk voor wat er hier fout gaat. Als ik wel iets doe, dan is de kans op mislukken zeer groot, ik vlieg er dan eruit zonder dat er iets verandert. Welke morele richtlijn biedt mij mogelijkheden om in dit dilemma een weg te vinden?

Ik heb een onderzoek gedaan naar het politieke handelen van Nelson Mandela.[1]  In dat onderzoek kwam duidelijk naar voren dat hij bepaalde morele richtlijnen volgde. Ik noemde dat zijn politiek-morele kompas. Ik denk dat iedereen die mee moet spelen in processen, waar ook macht aan de orde is, doordacht of ondoordacht zo’n politiek-moreel kompas hanteert. Om een morele richtlijn te vinden in zijn situatie had Jan ook zo’n politiek moreel kompas nodig. Op het eerste gezicht dienen zich twee alternatieven aan.

Moralisme als politiek-moreel kompas

Een eerste politiek-morele kompas kunnen we moralisme noemen. Moralisme stelt algemene normen, waar niet van kan worden afgeweken. Wie wel afwijkt gaat in de fout. Wie argumenten aanvoert om dat toch te doen rationaliseert en verzint smoezen om te ontduiken aan de eigen verantwoordelijkheid. Vanuit moralisme gezien is iedere normovertreding verdacht.

Jan had als Geestelijk Verzorger vanuit een moralistisch perspectief kunnen interveniëren. Hij had dan luid en duidelijk stelling genomen tegen de heersende misstanden. Hij had de leerlingen hard kunnen uitdagen om naar buiten te treden. Hij had de kaderleden kunnen aanspreken op hun overtredingen. Hij had naar de commandanten kunnen toestappen en kunnen vertellen wat zich allemaal afspeelde. Hij was maar al te snel een mislukkende klokkenluider geworden, geconfronteerd met leerlingen die hem angstig lieten vallen, met beledigde kaderleden die steun zochten bij de commandanten, met een commandant die hem zou afwijzen en laten ontslaan omdat hij zijn geheimhoudingsplicht niet had gehouden.

Moralisme is een eenvoudig en duidelijk politiek-moreel kompas. Alleen is de richting die het aanwijst al snel die van een doodlopende weg. Het helpt om de handen schoon te houden, dat wel. De kans op resultaat is echter klein, de kans om zelf slachtoffer te worden groot. Dat zal ook hebben gegolden voor professionals, die met een vanuit een moralistisch kompas oordeelden over mensen die het spel met macht te gemakkelijk speelden. Vasthoudend aan professionele integriteit zullen ze zich toch hebben gerealiseerd dat moraliserend deelnemen aan machtsspel hen niets zou opleveren dan een slachtofferschap zonder waardering. Afstand houden was het beste wat ze konden doen. Tot het moment dat ze door anderen werden meegenomen in hun spel, wat dan?

Pragmatisme als politiek-moreel kompas

Een ander politiek moreel kompas is pragmatisme. Pragmatisme helpt iemand om zich aan te passen aan de omstandigheden, aan machtsverhoudingen, aan wat anderen aan het doen zijn en zullen gaan doen. Wie zich door pragmatisme laat leiden zal geen keuzes maken met kans op slecht of geen resultaat, en zich tevreden stellen met wat er gegeven de verhoudingen wel te bereiken is. De leerlingen in deze constellatie lieten zich, uit angst en onmacht leiden door pragmatisme.

Jan had ook kunnen kiezen voor pragmatisme. Hij had de machtsverhoudingen als gegeven kunnen accepteren, zonder risico voor zijn eigen positie. Hij had kunnen proberen om met alle betrokkenen goede relaties op te bouwen, een netwerk, dat elke Geestelijk Verzorger nu eenmaal nodig heeft om zijn functie als vertrouwenspersoon voor ieder te kunnen vervullen. Overal zou hij kunnen luisteren, begrip tonen voor wat men hem vertelde, zwijgend over dat wat fout ging, dat overlatend aan de verantwoordelijkheid van anderen.

De professionals waarover ik sprak zullen ook een beeld hebben gehad van pragmatisme, en precies tegen dat pragmatisme een groot bezwaar hebben gehad. Dat was precies wat ze niet wilden worden, mensen die met alle winden meewaaien’. Voor Jan en de professionals waar ik mee begon waren moralisme noch pragmatisme acceptabele alternatieven. Is er een alternatief? In het volgende blog ga ik verder in op zijn handelwijze.

 

 

[1] Martin Hetebrij, Politiek Meesterschap, Vechten en Verbinden volgens Mandela, Amsterdam, Mediawerf uitgevers, 2015